Het thema van deze taalles is giochi, met een bingo-kaart voor in het bos en je gaat het Italiaanse kaartspel scopa leren!

Wat dacht je van deze bingokaart voor tijdens een wandeling in het bos? Ook leuk om met kinderen te doen!

Opdracht 1 – Spreek de woorden van de bingokaart hardop uit (lukt dat?!), kijk of je de betekenis kent en zoek ze op in het bos.

Giochiamo a scopa!

Mocht je na de boswandeling zin hebben om een ander typisch Italiaans spel te spelen, koop dan een Italiaans kaartenspel, de zogenaamde ‘carte napoletane’.

Een Italiaans kaartenspel heeft 40 kaarten ingedeeld onder 4 symbolen:

Ori of Denari (munten / pentakels)
Coppe (kelken)
Spade (zwaarden)
Bastoni (staven)

Ga een gezellig avondje kaarten (giocare a carte) en speel één van de twee nationale spelen: ‘scopa’ of ‘briscola’.

In deze taalles ga je het spel scopa leren, dat letterlijk ‘bezem’ betekent. Het doel van het spel is zoveel mogelijk punten te behalen en dat doe je door zoveel mogelijk waardevolle kaarten van de tafel te ‘vegen’ (pakken).

Ik laat je eerst een instructievideo in het Engels zien. Daarna kijk je naar een video in het Italiaans, zodat je de Italiaanse termen leert.

 

Zo! Nu je het principe een beetje begrepen hebt, daag ik je uit om naar deze instructievideo in het Italiaans te kijken. Let goed op welke termen worden gebruikt!

 

 

Opdracht 2 – Geef antwoord op de volgende vragen.

1. Je wint het spel scopa als je als eerst _____ punten behaalt.
2. Wat wordt er bedoeld met tagliare il mazzo?
3. Wat is de bijnaam van de 7 di denari (de 7 van munten)?
4. Hoe noem je de persoon die de kaarten deelt?
5. Hoeveel punten is een scopa waard?
6. Wie wint la primiera?
7. Hoe zeg je ‘de kaarten schudden’ in het Italiaans?
8. Wat zijn de namen van de kaarten 8, 9 en 10 (de namen van de figuren)?
9. Hoe wordt ‘de aas’ genoemd?
10. Hoe zeg je ‘het potje’ in het Italiaans?

Ik ben benieuwd of je alle antwoorden kunt vinden! Voor elk goed antwoord verdien je een punt. 😉

Antwoorden:

  1. Elf.
  2. Het door midden delen van de stapel door de persoon die links van de deler zit. Dit om ervoor te zorgen dat er niet me de kaarten gesjoemeld kan worden door de deler.
  3. De settebello, de ‘mooie zeven’.
  4. Il mazziere.
  5. Eén.
  6. Degene die de meeste zevens heeft.
  7. Mischiare le carte.
  8. Il fante, il cavallo, il re.
  9. L’asse.
  10. La partita.